Steeds vaker hebben internationale organisaties in Nederland een niet-Nederlandse directie. Dat is soms lastig voor de organisatie, voor de ondernemingsraad, maar ook voor de directie zelf. Wat zijn de hindernissen en wat zijn de oplossingen voor de relatie met de OR?
– click here for the English version of this text –
Voor het goed functioneren van een organisatie is het belangrijk dat werkgever en werknemers goed samenwerken. En dat ze weten wat ze van de ander mogen/kunnen verwachten. Dit komt vooral tot uiting in de relatie tussen directie als vertegenwoordiger van de werkgever en ondernemingsraad als vertegenwoordiger van de werknemers.
In Nederland is de medezeggenschap (dus de rol van de OR, inclusief rechten en plichten) vastgelegd in de Wet op de Ondernemingsraden (WOR). Het is voor directies daarom verstandig om kennis van de WOR te hebben. Voor een buitenlandse directie is dit nog eens extra belangrijk, omdat voor hen de cultuur en gewoonten – en daardoor ook de wetten – in Nederland niet vanzelfsprekend zijn.
Grof geschetst zijn er twee ‘hindernissen’ voor buitenlandse Bestuurders:
- Medezeggenschap van medewerkers in Nederland verschilt van medezeggenschap in veel andere landen (om ons heen), waardoor ook de relatie tussen Bestuurder en OR anders is.
- De Nederlandse teksten in de WOR zijn niet altijd eenvoudig te vertalen naar het Engels, waardoor de essentie ervan soms moeilijk te begrijpen is.
Hieronder gaan we wat dieper in op de twee hindernissen en komen we met oplossingen om deze te overwinnen.
medezeggenschap in Nederland is anders
Hoe wij in Nederland omgaan met medezeggenschap van medewerkers in organisaties is heel anders dan in de landen om ons heen. De Europese Commissie heeft in diverse richtlijnen vastgelegd hoe directies in Europese landen hun medewerkers moeten informeren. Maar ook hoe en wanneer ze moeten overleggen met hun medewerkers voordat ze bepaalde beslissingen mogen nemen.
Zoals veel Europese regelgeving zijn dit afspraken op hoofdlijnen. Alle landen in Europa hebben hun eigen uitwerking, gebaseerd op hun eigen geschiedenis, cultuur en gewoonten.
medezeggenschap in elk Europees land anders
Waar de cultuur in een Europees land traditioneel veel te maken heeft met vakbonden, hebben ook de vakbonden een grote rol in de medezeggenschap van medewerkers. Dat komt met name tot uiting in landen in zuidelijk Europa. In Noord-Europa is de rol van de vakbonden minder groot en ligt de medezeggenschap van medewerkers meer bij het individu.
Hierdoor heeft de landelijke wetgeving op het gebied van medezeggenschap in Europa grote verschillen. Zo bestaat in België de ondernemingsraad voornamelijk uit vakbondsleden en is er (in de praktijk) geen sprake van geheimhouding tussen Bestuurder en OR. Daar is men dan ook zeer vertrouwd met het zogenaamde conflict-model. In Nederland is de invloed van de vakbonden vele malen kleiner. We maken dan ook vaak gebruik van begrippen als onderling overleg tussen OR en Bestuurder. Nederlanders zullen ook heel ver gaan in het consensus-model: net zo lang overleggen totdat iedereen nagenoeg tevreden is met het resultaat.
medezeggenschap in Nederland: de WOR
In Nederland is de medezeggenschap van medewerkers gebaseerd op de Wet op de Ondernemingsraden. Een wet die zijn oorsprong vindt in de wederopbouwperiode in Nederland na de Tweede Wereldoorlog.
In de vele aanpassingen sinds de instelling van de WOR in 1950 is eigenlijk steeds meer nadruk gelegd op samen overleggen en samen beslissen. Er is nog steeds een duidelijke scheiding tussen ‘zeggenschap’ (wat de directie beslist) en ‘medezeggenschap’ (waar de medewerkers over geïnformeerd en geconsulteerd moeten worden). Maar de wet geeft de medewerkers veel invloed op de besluitvorming.
Zo heeft de Nederlandse ondernemingsraad veel, en soms zelfs dwingend opgelegde, inspraak op besluiten die de directie neemt. Zelfs bij beslissingen vanuit het buitenlandse hoofdkantoor heeft de Nederlandse OR inspraak en kan de OR zaken tegenhouden in Nederland.
de wettelijke basis
Zo heeft een ondernemingsraad het recht advies te geven over de in de WOR genoemde onderwerpen en is de organisatie verplicht de OR om advies te vragen. Hetzelfde geldt voor het instemmingsrecht: bij bepaalde onderwerpen is de organisatie verplicht om instemming te vragen en heeft de OR het recht om deze instemming al dan niet te geven.
Daarnaast wordt in deze wet bepaald hoe aan deze rechten en verplichtingen tussen de Bestuurder en de ondernemingsraad moet worden voldaan. In deze wet worden dus de rechtskaders vastgelegd waarbinnen een OR mag functioneren. Dit maakt de WOR de basis waarop een OR zijn taken kan vervullen.
Maar aangezien dit een wet is (en om het nog moeilijker te maken, eentje die uit 1950 stamt, met heel veel jurisprudentie), zijn er vele manieren om de teksten te interpreteren. Daarom de aanbeveling dat zowel de Bestuurder als de ondernemingsraad een goed basisbegrip moeten hebben van het uitgangspunt van de ondernemingsraad: de WOR.
wetteksten laten zich moeilijk vertalen
In Nederland worden veel zaken tussen OR en Bestuurder geregeld zonder direct en actief gebruik te maken van wetten en regels. Maar die wetten en regels vormen wel de basis en het vertrekpunt voor de onderlinge relatie en verstandhouding. Basiskennis van de WOR is dan ook essentieel voor Bestuurders om een goede en constructieve samenwerkingsrelatie met de OR te hebben en houden.
Maar juist voor buitenlandse Bestuurders die de Nederlandse taal niet (goed) spreken, is dit lastig. Want bij vertaling van de WOR-teksten gaat vaak de taalnuance van de tekst verloren. Engels is ten opzichte van Nederlands namelijk een taal die veel ‘zachter’ is in het uitdrukken.
voorbeeld: instemming van de OR
Hoe de bedoeling of intentie van Nederlandse wetsartikelen verloren gaat in vertaling is duidelijk te zien in alles wat de maken heeft met de ‘instemmingsaanvraag’ van de Bestuurder en de ‘instemming’ van de OR.
Uit alle jurisprudentie blijkt dat de instemming van de OR redelijk dwingend is: de Bestuurder moet (juridisch) met zeer goede argumenten komen wil hij een, goed onderbouwde, instemming van de OR naast zich neerleggen.
Maar ‘instemming’ wordt in de door de Sociaal Economische Raad opgestelde Engels versie van de WOR vertaald als ‘endorsement’. Een woord dat in het Engelse taalgebied helemaal niet zo dwingend is. Eigenlijk zou het woord ‘consent’ een betere vertaling zijn. Maar dan nog is dat in het Engels niet zo dwingend en voorwaardelijk als dat in de Nederlandse WOR bedoeld is.
interactie: bedrijfscultuur, de wet en de mening van medewerkers
Buiten de WOR zijn de activiteiten van de OR afhankelijk van factoren zoals de organisatiecultuur, de mening van de medewerkers en de mensen die een zetel hebben in de ondernemingsraad. Tot slot is alles afhankelijk van (de kwaliteit van) de relatie tussen de OR en de Bestuurder.
de wet voor OR en Bestuurder
De onderwerpen in de WOR zijn hetzelfde voor de directie en de ondernemingsraad. En beide bekijken die onderwerpen met dezelfde bedoeling: wat is goed voor de organisatie?
Toch zullen de Bestuurder en de ondernemingsraad de WOR vanuit een ander standpunt benaderen en gebruiken. Er zijn immers altijd verschillende manieren om hetzelfde uiteindelijke doel te bereiken.
Juist vanwege het andere perspectief op wat men wil bereiken en de doelen, is het raadzaam om de verkenning van de basiskennis voor een OR en Bestuurder apart te doen. En dat zowel de OR als de Bestuurder een eigen externe deskundige inschakelt om de OR/Bestuurder daar snel en efficiënt mee op weg te helpen.
basiskennis WOR voor de OR
De ondernemingsraad verkent de basis en vertrekpunten van de WOR het meest efficiënt in een teamdag voor alleen de OR. In een gezamenlijk gesprek wordt dan niet alleen verkend hoe de WOR in elkaar steekt (en wat daarbij voor de organisatie specifiek belangrijk is), ook wordt besproken hoe de organisatie daar in het verleden mee is omgegaan en wat de OR daarin anders wil.
basiskennis WOR voor de niet-Nederlandse Bestuurder
Voor de buitenlandse Bestuurder of het buitenlandse directielid van de organisatie kan de essentie van de Nederlandse medezeggenschap eenvoudig besproken worden in een korte sessie. Daarbij wordt dan niet alleen gekeken naar de WOR, maar ook naar de culturele gebruiken en gewoonten die daar in Nederland bij horen. Zo ontstaat een duidelijker beeld van de regels en waarom die regels er zijn. Kennis van de wettelijke basis, inclusief context en handvatten hoe daar mee om te gaan, zorgt ervoor dat de essentie van de WOR ook in een Engelse vertaling helder is.
praktische informatie
Een sessie voor een niet-Nederlandse Bestuurder kan binnen een uur tot maximaal vier uur worden gedaan (gefactureerd op basis van nacalculatie), afhankelijk van het aantal deelnemers. Als er meer dan vier personen aanwezig zijn, raden wij aan om een sessie op te splitsen in meerdere bijeenkomsten.
Inge Telting is dé aangewezen collega en expert voor een dergelijke sessie.